Netwerken en internet vormen de ruggengraat van de moderne wereld. Ze zijn de manier waarop we met elkaar communiceren, informatie delen en onze dagelijkse taken uitvoeren.
Voor hackers is het begrijpen van netwerken en internet cruciaal omdat veel hacks en aanvallen plaatsvinden via deze kanalen. In dit hoofdstuk leer je de basisprincipes van netwerken en internet, inclusief de belangrijkste protocollen en diensten die worden gebruikt.
Volledige gids
- Hoofdstuk 1: Basisprincipes van hacken
- Geschiedenis van hacking
- Waarom is hacken belangrijk?
- Wat is de impact van een hack?
- Wat zijn beveiligingslekken?
- Hoofdstuk 2: Basis computer- en netwerkkennis
- Hardware
- Besturingssystemen
- Netwerken, Protocollen en Internet
- Hoofdstuk 3: Essentiële tools en technieken
- Hoofdstuk 4: Basis hacktechnieken
- Hoofdstuk 5: Praktische oefeningen en bronnen
Netwerk typen
Er zijn verschillende soorten netwerken, elk met hun eigen kenmerken en toepassingen. Hieronder staan de meest voorkomende soorten netwerken:
LAN (Local Area Network)
Dit is een netwerk dat zich beperkt tot een kleine geografische locatie, zoals een kantoor of een gebouw. LAN’s worden gebruikt om computers en andere apparaten binnen hetzelfde gebouw met elkaar te verbinden.
WAN (Wide Area Network)
Een WAN is een netwerk dat zich over een groter geografisch gebied uitstrekt, zoals een stad, land of zelfs meerdere landen. WAN’s worden vaak gebruikt om computers en andere apparaten op afstand met elkaar te verbinden.
WLAN (Wireless Local Area Network)
Dit is een LAN die draadloze technologieën gebruikt om apparaten met elkaar te verbinden, zoals Wi-Fi. WLAN’s zijn handig voor locaties waar bedrade verbindingen niet mogelijk zijn.
MAN (Metropolitan Area Network)
Dit is een netwerk dat zich uitstrekt over een stad of een grootstedelijk gebied en wordt vaak gebruikt door bedrijven en overheidsinstellingen.
CAN (Campus Area Network)
Dit is een netwerk dat is ontworpen voor een campus, zoals een universiteit of een ziekenhuis. CAN’s worden gebruikt om verschillende gebouwen en afdelingen binnen een campus met elkaar te verbinden.
SAN (Storage Area Network)
Dit is een speciaal type netwerk dat is ontworpen voor het opslaan en delen van gegevens tussen servers en opslagapparaten.
PAN (Personal Area Network)
Dit is een netwerk dat is ontworpen voor het verbinden van persoonlijke apparaten, zoals smartphones, tablets en laptops.
Netwerkprotocollen en diensten
Om gegevens via een netwerk te kunnen verzenden en ontvangen, zijn er verschillende protocollen en diensten die worden gebruikt. Hieronder volgen enkele van de belangrijkste:
- TCP/IP: Dit is het belangrijkste protocol dat wordt gebruikt om gegevens via internet te verzenden en ontvangen. Het verdeelt gegevens in kleine pakketten en stuurt deze naar de juiste bestemming.
- DNS (Domain Name System): Dit is een dienst die wordt gebruikt om domeinnamen om te zetten in IP-adressen. Dit maakt het voor mensen gemakkelijker om websites te vinden en te bezoeken.
- HTTP (Hypertext Transfer Protocol): Dit is het protocol dat wordt gebruikt om webpagina’s te verzenden en ontvangen via internet. Het maakt gebruik van een client-servermodel waarbij de webbrowser de client is en de webserver de server is.
- FTP (File Transfer Protocol): Dit is een protocol dat wordt gebruikt om bestanden tussen computers te verzenden en ontvangen via internet.
- SMTP (Simple Mail Transfer Protocol): Dit is een protocol dat wordt gebruikt om e-mails te verzenden en ontvangen via internet.
- SSH (Secure Shell): Dit is een protocol dat wordt gebruikt om veilig op afstand in te loggen op een server. Het biedt encryptie en beveiliging om ervoor te zorgen dat de verbinding veilig is.
Het OSI model
Het OSI-model (Open Systems Interconnection model) is een conceptueel model dat wordt gebruikt om de communicatie tussen verschillende computers en netwerken te begrijpen en te standaardiseren. Het model verdeelt communicatie in zeven lagen en legt uit hoe gegevens worden verzonden van de ene laag naar de andere.
De zeven lagen van het OSI-model zijn:
- Fysieke laag: Deze laag behandelt de fysieke componenten van het netwerk, zoals kabels, adapters en fysieke connecties.
- Datalinklaag: Deze laag zorgt voor een betrouwbare verbinding tussen twee computers en behandelt het transport van gegevensframes.
- Netwerklaag: Deze laag bepaalt hoe de gegevens van de ene computer naar de andere worden verzonden en zorgt voor routing en adresering.
- Transportlaag: Deze laag zorgt ervoor dat de gegevens zonder fouten en in de juiste volgorde worden afgeleverd en behandelt de verbinding tussen eindpunten.
- Sessielaag: Deze laag beheert de communicatie tussen applicaties op verschillende computers en houdt sessies bij.
- Presentatielaag: Deze laag zet de gegevens om in een geschikt formaat voor de applicatie en kan coderen, decoderen en comprimeren.
- Applicatielaag: Deze laag bevat de applicaties die de gebruiker gebruikt, zoals een webbrowser of e-mailclient.
Het OSI-model is een belangrijk concept in de netwerktechnologie omdat het een uniforme manier biedt om de communicatie tussen verschillende computers en netwerken te begrijpen en te standaardiseren.
Laag | Functie | Voorbeeld |
---|---|---|
Applicatielaag | Biedt applicaties toegang tot het netwerk | E-mailclient (bv. Outlook, Gmail) |
Presentatielaag | Zet gegevens om in een geschikt formaat | Comprimeren van afbeeldingen in de e-mail |
Sessielaag | Beheert sessies tussen applicaties | Bepalen van de duur van de e-mail sessie |
Transportlaag | Zorgt voor betrouwbare gegevensoverdracht | TCP-protocol |
Netwerklaag | Zorgt voor de routering van gegevens | IP-protocol |
Datalinklaag | Beheert de verbinding op het fysieke niveau | Ethernet-protocol, Wi-Fi-protocol |
Fysieke laag | Beheert de fysieke verbinding | Kabels, adapters, netwerkkaarten |
Onthoud het makkelijk
Een ezelsbruggetje om het OSI-model te onthouden is “Please Do Not Throw Sausage Pizza Away”.
OSI-laag | Ezelsbruggetje | Beschrijving |
---|---|---|
Laag 1 – Physical | Please | Transmissie van ruwe bitstromen over het fysieke medium |
Laag 2 – Data Link | Do | Creëert frames en voegt foutcontrole toe aan de gegevensstroom |
Laag 3 – Network | Not | Maakt het mogelijk om gegevens tussen verschillende netwerken te verzenden en te ontvangen |
Laag 4 – Transport | Throw | Biedt betrouwbare end-to-end gegevensstroomtransmissie tussen eindpunten |
Laag 5 – Session | Sausage | Regelt de communicatie tussen eindapparaten |
Laag 6 – Presentation | Pizza | Biedt dataconversie, compressie en codering |
Laag 7 – Application | Away | Biedt applicatieservices voor het netwerk |